“Eerst even voorstellen. Ik ben Reina de Bruijn, 62 jaar, moeder van 3 dochters en oma van 4 kleinkinderen. Mijn beroepsmatige loopbaan ben ik begonnen als verpleegkundige. Daarna was ik beleidsmedewerker en bestuurssecretaris in ziekenhuis Bernhoven. Zo’n 8 jaar gelden heb ik de zorg verruild voor een loopbaan in de politiek. Tussen 2010 en 2015 was ik wethouder in Oss. Vanaf 21 maart a.s. mag ik me senator noemen. Ik word dan geïnstalleerd als lid van de Eerste Kamer der Staten Generaal.
Het doel van de avond is ons te laten inspireren door
artikel 26 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en
internationale vrouwendag. Voor een goed begrip van het genoemde artikel, dat
gaat over onderwijs en het ontwikkelen van de volle menselijke persoonlijkheid,
is het goed om eerst stil te staan bij het doel van de Mensenrechten. De Mensenrechtenverklaring
is opgesteld vanuit de overtuiging dat gelijke rechten voor iedereen, de
grondslag is voor vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld. Staten
(overheden) dienen deze rechten te respecteren voor al hun inwoners. De basis
voor gelijke rechten is; vrijheid van meningsuiting en geloof, en vrij zijn van
vrees en gebrek.
Om dit alles wereldwijd voor elkaar te krijgen is goed en
voor ieder mens toegankelijk onderwijs noodzakelijk. Dit wordt geregeld in
artikel 26 van de verklaring. Artikel 26.1 gaat over het recht op onderwijs. Lager
onderwijs moet voor iedereen gratis zijn en verplicht. Er moet beroepsonderwijs
beschikbaar zijn en Hoger onderwijs moet open staat voor een ieder die daartoe
de begaafdheid bezit. Artikel 26.2 stelt dat het onderwijs gericht moet zijn op
de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op versterking van
de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Mensenrechten
verklaring streeft ernaar dat iedereen naar school kan en zich kan ontwikkelen.
Ook heeft iedereen recht op arbeid en vrije keuze van beroep. Mannen en vrouwen
zijn hierin gelijk. Dit is allemaal nog niet zo vanzelfsprekend. Wereldwijd
gaan nog steeds zo’n 80 miljoen meisjes niet naar school of worden er binnen
een paar jaar weer afgehaald omdat ze thuis moeten helpen (Bron: Unicef). Ook
is het nog niet vanzelfsprekend dat meiden voor dezelfde opleidingen kunnen kiezen
als jongens.
In de tijd dat ik opgroeide was het zelfs in Nederland nog niet
gebruikelijk, dat meisjes/vrouwen een eigen carrière kozen. Na de basisschool
(1967), kreeg ik net als de andere meiden uit mijn klas het advies
huishoudschool. Zeg maar het huidige VMBO niveau 2-3 maar dan specifiek gericht
op het aanleren van huishoudelijke taken. Dit was in de volksbuurt waarin ik
ben opgegroeid een heel gebruikelijk schooladvies. Mijn moeder was het hier
echter helemaal niet mee eens. Nu wil ik ouders niet oproepen om het
schooladvies van hun kind te negeren, maar mijn moeder had hier wel een punt. Ze
vond namelijk dat ik net als mijn broers de kans moest krijgen om me volwaardig
te ontwikkelen en op basis van mijn talenten vrij moest zijn om een beroep te
kiezen dat bij mij paste. En zo geschiedde. Dankzij de opstelling van mijn
moeder heb ik mijn eigen keuzes kunnen maken en zijn die niet door anderen (een
rigide schooladvies) bepaald.
Niet dat ik ooit heb bedacht senator te worden. Maar ik was
wel al jong gemotiveerd om het beste uit mezelf te halen en mezelf te blijven
ontwikkelen. Gelukkig was er goed onderwijs dat mij daarbij heeft geholpen. Met
als resultaat een mooie loopbaan waar ik trots op ben. Waar ik ook trots op ben
is dat ik dit heb kunnen combineren met het moederschap. Want dat hoort ook bij
mijn persoonlijkheid. Gelukkig heb ik samen met mijn man de taken rond de
opvoeding van onze dochters en het huishouden kunnen delen. Zo hebben wij beide
vorm kunnen geven aan onze beroepsmatige loopbanen. Want we hebben immers
dezelfde rechten……. en plichten.
Ondanks een gelijkwaardige opleiding (in het HBO onderwijs in
Nederland zijn vrouwen zelfs in de meerderheid), verlopen ook in Nederland de
carrières van vrouwen vaak toch nog anders dan die van mannen. Dat heeft deels
te maken met het krijgen van kinderen. Maar ook met opvattingen over het
opvoeden van kinderen en wie verantwoordelijk is voor het huishouden. Beide
ouders (andere gezinsvormen laat ik hier gemakshalve buiten beschouwing), zijn
in beginsel verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen.
Ook na een onverhoopte echtscheiding. In een ander verdrag, dat van de Rechten
van het Kind staat o.a. dat landen alles wat in hun vermogen ligt moeten doen
om die gezamenlijke verantwoordelijkheid mogelijk te maken. Dit kan
bijvoorbeeld aanleiding zijn om kinderopvang te regelen. Maar ouders hebben
primair een eigen verantwoordelijkheid.
Wat de ontwikkeling van vrouwen verder nog wel eens in de
weg staat, is een gebrek aan zelfvertrouwen. Niet nodig, vrouwen moeten
vertrouwen op hun opleiding. In Nederland
zijn vrouwen net zo goed opgeleid als hun mannelijke concurrenten op de
arbeidsmarkt. Aan vrouwen raad ik daarom aan, wanneer ze hun eigen ontwikkeling
niet in de weg willen staan om vaker een houding aan te nemen van ‘ik ga
ervoor’ in plaats van het weifelachtige ‘kan ik dat wel’. Verder is het van
belang om met de (toekomstige) partner goede afspraken te maken over wederzijdse
carrière kansen, het gezamenlijk opvoeden van de kinderen en voeren van het
huishouden. Want een goed evenwicht vinden tussen een maatschappelijke carrière
en wie je als mens als persoon wilt zijn vraagt soms wat lef, inventiviteit en
extra inspanning. Maar het zal uiteindelijk je leven verrijken.
Nu lijkt het zeker in deze onrustige tijd wat hoogdravend om
het over wereldvrede te hebben, het ultieme doel van de Universele Verklaring
van de Rechten van de Mens. Maar het is
mijn overtuiging dat de wereld beter af is wanneer vrouwen en mannen
gezamenlijk en evenredig vertegenwoordigd hiervoor de verantwoordelijkheid nemen.
De nieuwe generatie kan hiertoe een volgende stap zetten. En soms zit het in
kleine gebaren zoals een principiële opstelling van een moeder die strijd voor
gelijke kansen voor haar zonen en dochters.”
Tot zo ver mijn inleidende verhaal. Daarna had ik in een
informele setting zeer boeiende gesprekken met jonge meiden die uiteenlopende
opleidingen volgen bij het ROC. Autochtone meiden en meiden met een
immigratieachtergrond. Wat opviel was dat ze allemaal heel bewust bezig zijn
met hun leven en hun toekomst. Sommigen vertrouwden me toe dat ze een moeilijke
weg hadden afgelegd, maar dat ze hier sterker uitgekomen zijn. Ook werden
onderlinge ervaringen uitgewisseld. Bijvoorbeeld hoe het is om al jong
zelfstandig te wonen en hoe dan om te gaan met geld, versus wanneer je nog bij
je ouders woont. Deze generatie meiden heeft idealen waarvoor ze willen
vechten. Iets goeds achter laten in deze wereld, goed voor de ouderen zorgen,
een nieuwe visie op kinderopvang, onderwijs geven aan nieuwkomers zoals
zijzelf. Ik heb er alle vertrouwen in dat ze dat waar gaan maken.
Reina de Bruijn-Wezeman
per 21-3-2017 lid Eerste Kamer (VVD)